De aansprakelijkheid van de bank bij het verlenen van een lening: 10 principes in het Belgische bankrecht

Wanneer een bank een lening verleent aan haar klant, heeft zij bepaalde verplichtingen. Het niet nakomen van deze verplichtingen kan haar quasi-onrechtmatige civiele aansprakelijkheid in het gedrang brengen.

Bij zogenaamde ‘gereglementeerde’ leningen – de hypothecaire lening, de consumentenlening, beide opgenomen in Boek VII van het Wetboek van Economisch Recht, maar ook de lening die wordt geregeld door de wet van 21 december 2013 betreffende de financiering van kleine en middelgrote ondernemingen – zijn deze verplichtingen doorgaans strikter en meer gereguleerd.

Buiten deze respectieve kaders kan de bank zich niet ontdoen van bepaalde algemene plichten die in feite behoren tot de algemene theorie van verplichtingen en aansprakelijkheidsrecht, toegepast op de specificiteit van de kredietovereenkomsten die met een bank zijn gesloten.

De beginselen die van toepassing zijn op deze kwestie worden regelmatig opnieuw benadrukt door de rechtbanken die zich bezighouden met deze kwesties in het Belgische bankrecht. We hebben er 10 opgesomd die naar onze mening de problematiek samenvatten.

Aansprakelijkheid van de bank bij het verlenen van een lening

  1. De aansprakelijkheid van de bank bij het verlenen of weigeren van een lening moet worden beoordeeld aan de hand van het gedrag van een normaal voorzichtige, zorgvuldige en redelijke bankier, geplaatst in dezelfde concrete omstandigheden als die van het geval.
  2. De bank kan geen krediet verlenen op basis van alleen de zekerheden die aan haar zijn verstrekt door de kredietnemer, maar moet zich zo goed mogelijk informeren over diens financiële situatie en terugbetalingscapaciteit. De bank blijft gehouden aan een onderzoeksplicht waarvan de intensiteit varieert afhankelijk van de kwaliteit van de klant, de complexiteit van de transactie en het belang van het leningbedrag. Het onderzoek van de terugbetalingscapaciteit van de potentiële kredietnemer moet bestaan uit het zoeken naar “nauwkeurige en volledige informatie over zijn financiële middelen“. In een specifieke zaak heeft het hof van beroep in Brussel geoordeeld dat de kredietverlener geen krediet kan verlenen als hij redelijkerwijs zeker kan zijn dat de hoofdschuldenaar niet in staat zal zijn de lening terug te betalen en erop speculeert dat de schuld gedekt zal blijven door een solvabele borg.
  3. De bankier heeft een beoordelingsvrijheid wanneer hij beslist om al dan niet een krediet toe te kennen, en de rechter kan niet in zijn plaats treden, zijn controle is marginaal. Alleen wanneer de bankier duidelijk afwijkt van het normale, voorzichtige en zorgvuldige gedrag van een bankier in dezelfde concrete omstandigheden, kan hem een fout worden verweten;
  4. Een eventuele onjuiste beoordeling van de slagingskansen van een project gefinancierd door het verleende krediet is op zichzelf niet verwijtbaar, als de genomen risico’s niet onredelijk waren;
  5. Bankactiviteiten brengen altijd een risico met zich mee;
  6. Bij zijn beoordeling van de feiten kan de rechter geen rekening houden met gebeurtenissen die na de toekenning van het krediet hebben plaatsgevonden en die de bankier op dat moment niet kende of niet kon kennen, zoals bijvoorbeeld de latere toelating van een kredietnemer tot de gerechtelijke reorganisatieprocedure of een daaropvolgend faillissement[2];
  7. De bank die een krediet verleent, kan vertrouwen hebben in de juistheid van de gegevens, informatie en stukken die door de kredietnemer worden verstrekt, tenzij de onjuistheid van deze informatie evident is; in een ander geval[3] had de accountant van een vennootschap “duidelijk te optimistische” prognoses aan de bank doorgegeven, zonder dat er enig element was dat de bank aanleiding gaf om deze prognoses in twijfel te trekken, waarbij de accountant het best geplaatst was om de financiële situatie van de vennootschap te beoordelen;
  8. De expertise van de manager van de vennootschap moet ook in aanmerking worden genomen, omdat deze de beste persoon is om de kans op succes van zijn onderneming te beoordelen, dankzij een veel betere kennis van de markt dan de bank;
  9. De bankier is, hoewel hij de verstrekte gegevens moet controleren, niet verplicht om een onderzoek of audit van de kandidaat-lener uit te voeren;
  10. De bewijslast van een tekortkoming van de bankier – met name het verlenen van krediet uitsluitend op basis van verstrekte zekerheden – ligt bij degene die hierop een beroep doet, waarbij de leningnemer in het specifieke geval wordt bedoeld.

In een volgend artikel zullen we verwijzen naar een bijzonder geval dat in de rechtspraak aan de orde is gekomen en betrekking heeft op de aansprakelijkheid van de bankier voor weigering om een krediet te verlenen of de vervaldatum ervan te verlengen.

[1] Brussel, 23 november 2020, ongepubliceerd; Gent, 11 maart 2020, ongepubliceerd; Gent, 29 april 2020, ongepubliceerd; Antwerpen, 8 september 2020, ongepubliceerd; Bergen, 29 december 2020, ongepubliceerd

[2] Voor een toepassingsgeval, zie Brussel, 27 januari 2020, ongepubliceerd..

[3] Ibidem.

[4] We zullen hier niet ingaan op de maatregelen met betrekking tot de aanpassingen van kredieten tijdens de Covid-19-crisis, die een uitzondering vormden op dit principe.

Laisser un commentaire

par Anders Noren.

Retour en haut ↑

%d